
Spreekwoorden: (1914)
Eigen lof stinkt,d.w.z. de lof, dien men zich zelf toezwaait, wordt niet geacht, eig. staat in een slechten reuk; men moet zich zelf niet prijzen (zie Spreuken 27, vs. 2). Vgl. in het mnl. men seit eyghen lof stinct (Tijdschr. XXI, 202); Doct. II, 2427; Lsp. III, 3, 253:
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Eigen lof stinkt,d.w.z. de lof, dien men zich zelf toezwaait, wordt niet geacht, eig. staat in een slechten reuk; men moet zich zelf niet prijzen (zie Spreuken 27, vs. 2). Vgl. in het mnl. men seit eyghen lof stinct (Tijdschr. XXI, 202); Doct. II, 2427; Lsp. III, 3, 253:
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.